Na 1945

 

Vanaf 1945 namen de vroegere leiders van NAVRO terug contact op en meerdere werkvergaderingen werden gehouden, onder het voorzitterschap van Luitenant René DESTRÉE, die in 1938 Kolonel SBH LENTZ had opgevolgd.

 

Alzo werd de Algemene Vergadering van 1946 voorbereid die gehouden werd in de Taverne du Globe, Koningsplein, en die vereerd werd met de aanwezigheid van de Minister van Staat Albert DEVÈZE, door wiens initiatief NAVRO werd gesticht in 1935.

 

Het was zijn zoon, Kapt (R) Michel DEVÈZE, oud-penningmeester en stichter, die tot Voorzitter werd verkozen.

 

Evenals na de Eerste Wereldoorlog, beschikte ons leger over een nieuw reservekader. Maar, de oorlog was voorbij. Men ondernam niets en men bedankte veel mensen van goede wil. En plots kwam men in 1948 tot de vaststelling dat het reservekader grote leemten vertoonde. De eerste reserveluitenanten-miliciens werden gevormd. Maar opnieuw kwamen donkere wolken op ons en op onze buren af. De beslissingen van de drie Grootmachten leidden tot de verdeling van Europa in twee onderscheiden blokken. De Koude Oorlog was begonnen. Het was het begin van de Koude Oorlog.

 

Doch de toenmalige reorganisatie van onze strijdkrachten naar het Brits model alsmede de verwijdering van onze eenheden die in Duitsland hun garnizoen gingen nemen, brachten een groot aantal mutaties met zich mee, waardoor de regimentsvriendenkringen verzwakt werden, beroofd van een substantiële inbreng van jonge RO’s.

 

Gelijktijdig aan deze wedergeboorte van NAVRO, hernamen de kringen, vriendenkringen en verenigingen hun activiteiten. Eerst ontstonden talrijke locale kringen. En niettegenstaande hun goede wil, konden ze slechts weinig leden bijeenbrengen. Ze besloten dan ook tamelijk snel om zich samen te smelten tot regionale kringen. De vriendschap ontsproten in de kringen daterend reeds van vóór de oorlog werd nog gesterkt in de weerstand, zodat zeer begrijpelijk op regionaal vlak bij de verenigingen van NAVRO nieuwe activiteiten ontstonden en zich uitbreidden.

 

In een speciale aflevering van het tijdschrift De Reserve-Officier (gedateerd 1945), vinden we volgende kringen of vriendenkringen: 4/24/34/54ste en 8ste Linie, Grenadiers, Karabiniers, 2/4 A, 6A, 10/11/23 A, DTCA, TTR, 4CT, Gezondheidsdienst van Brabant, Kringen van Antwerpen, Binche, Charleroi en omstreken/Afdeling Aie, Genie van Oost-Vlaanderen, La Louvière en omstreken, Virton.

 

De interesse vanwege de RO voor de kringen werd gestimuleerd door het accent dat gelegd werd op de noodzaak van aanpassing aan de nieuwe organisatie van het leger en de daarbij horende nieuwe methodes. Parallel met hen, werd het zelfde vastgesteld voor de Wapen- en Dienstenverenigingen. Het feit dat de Secretaris-generaal van NAVRO in Groot-Brittannië en vervolgens in België bevelvoering had over de vormingsscholen en vervolmakingsscholen, bracht er hem toe zich speciaal te interesseren in dat domein, en deze internationale wording en de verdere ontwikkeling ervan aan te bevelen in de kringen. Conferenties, tactische oefeningen in zaal, vervolgens op het terrein grepen plaats in alle landsgedeelten met de zeer doeltreffende medewerking van de actieve kaders en de Scholen. De militaire autoriteiten interesseerden zich sterk aan al deze activiteiten en meermaals kregen onze RO’s op de dag- en nachtoefeningen het bezoek van de Minister van Landsverdediging en van de Hoge Militaire Leiders. De noodzaak van een gepaste fysische training werd sterk aangevoeld zodat militaire competities voor RO de kroon gingen spannen in de verwezenlijking van de programma’s van de kringen.

 

In de loop der jaren nam NAVRO zeer actief deel aan de voorbereiding en de discussies over de teksten met betrekking tot het statuut van de RO en haar delegaties werden meerdere malen aangehoord door de gemengde Militaire Commissie.

 

De herinneringen aan de contacten gelegd sedert 1937 met de Nationale Verenigingen van Frankrijk en Nederland enerzijds, de vriendschapsbanden gesproten gedurende de oorlog met de RO van de geallieerde legers anderzijds, bracht de leiders van NAVRO spontaan op het idee de stichting te plannen van een Intergeallieerd Comité van Reserveofficieren (ICRO of CIOR).

 

De organisatie die CIOR geworden is ontstond in feite uit de wil van de RO’s die gestreden hadden in de Krijgsmacht en in de Weerstand, om hun ervaring ten dienste te stellen van de algemene veiligheid en om de tradities die ze bezielden over te dragen op hun opvolgers.

 

En reeds in 1947 kwamen afgevaardigden van België, Frankrijk en Nederland in de lokalen van de Koninklijke Militaire School te Brussel bijeen, en richtten het Comité Interallié des Officiers de Réserve op (CIOR – opmerking: het woord Comité werd in 1952 vervangen door Confédération – of ICRO, International Comittee/Confederation of Reserve Officers).Op 20 november 1948 vond het eerste congres van CIOR plaats, opnieuw te Brussel. Buiten de drie vermelde landen, waren er waarnemers van Canada, Groot-Brittannië, Luxemburg en de Verenigde Staten.Cdt (R) Michel DEVÈZE werd tot Voorzitter verkozen en Kapt (R) Jean BLOCH tot Secretaris. Ze vervulden hun mandaat tot in 1952.

 

Eveneens in 1947 en eveneens te Brussel werd door geneesheren van België, Frankrijk en Nederland de Confédération Interalliée des Officiers Médicaux de Réserve (CIOMR) opgericht.Men moet hier zeker en vast de belangrijke rol aanhalen die België gespeeld heeft en nog steeds heeft in de schoot van CIOR en CIOMR.Het Voorzitterschap van CIOR werd waargenomen door Cdt (R) Michel DEVÈZE (1948-1952), LtKol (R) Jean BLOCH (1968-1970) en LtKol v/h Vlw (R) Eric THIRY (1998-2000).
Als Secretarissen van CIOR vinden we : Kapt (R) Jean BLOCH (1948-1952), Cdt (R) Georges-Henry DEBY (1968-1970) en LtKol (R) Jean Pierre VINCKE (1998-2000)
Als Voorzitter van CIOMR : GenMaj GLORIEUX (1952-1954), Med Cdt (R) G. DÉCHARNEUX (1966-1968), Pha LtKol (R) Jean DENIS, Med LtKol (R) Filip STRAGIER (2006-2008).
Daarenboven mocht België talrijke congressen van CIOR en CIOMR organiseren: in 1948 (Brussel), 1955 (Luik), 1958 (Brussel), 1954 (Antwerpen), 1983 (Brussel), 1994 (Leuven) en 2005 (Gent).

 

In 1950 brak de Korea-oorlog uit en op 18 maart 1951 sneuvelde Reserve-luitenant BEAUPREZ als eerste Belg op het Koreaanse front.

 

Op 1 april 1951 verscheen het nummer 1 van het “Inlichtingsbulletin voor Reserveofficieren”.

 

Op 24 april 1951 nodigde Luitenant-generaal PIRON, chef van de Generale Staf van de Landstrijdkrachten, de vertegenwoordigers van de Nationale Vereniging van Reserveofficieren uit op een verbindingsconferentie. Het was de start van een vruchtbare en hechte samenwerking tussen het actief en het reservekader. En in 1952 volgde de oprichting van de Generale Directie voor Vervolmaking van het Reservekader (GDCR).

 

En in het tijdschrift van oktober 1953: Lokale of gewestelijke kringen: Aalst, Andenne-Seilles en omstreken, Antwerpen, Bastogne en Luxemburg, Brussel, streek van Charleroi, Gent, Hoei en omstreken, Luik, provincie Limburg, Menen en omstreken, streek van Bergen, provincie Namen, Oostende en de Kust, Ronse, Sint-Niklaas-Waas, Doornik en omliggende, Verviers, Waver en omstreken; Nationale verenigingen van de Financiële Dienst, van Geneesheren, van de Luchtmacht, van de Zeemacht, van de Artillerie; Regiment- of korpsverbroederingen: Karabiniers (Reserveofficieren en -onderofficieren!!!), Grenadiers, 2de Lanciers, van de Verbinding, “van de Belgische militaire zending en van de Belgische militaire verbindingsdienst”, van het 8ste Linie, van de Parachutisten, van het Regiment Commando, van de 2/4de Artillerie, van de 6de Artillerie, van de 14de Artillerie (Reserveofficieren en -onderofficieren!!!), van de DTCA, van de oudstrijders van de Brigade Piron; alsook kringen in Belgisch Kongo en Ruanda-Urundi.

 

De Koning verleende op 10 november 1955 een audiëntie aan een belangrijke delegatie van onze Nationale Vereniging. Tijdens deze audiëntie, en na de Medaille NAVRO te hebben aanvaard, onderlijnde onze Vorst dat, zo de legermachten de RO opleiden in het volbrengen van de taken van bevelvoering, hen de zin van de militaire eer en de passie tot dienen inprenten, de RO de militaire kaders verrijken met een menselijke en sociale inbreng, alsmede met zijn professionele vaardigheden. Een van de doelstellingen die de Nationale Vereniging van Reserveofficieren nastreeft, vervolgde de Vorst, is deze vruchtbare uitwisselingen immer te bevorderen.

 

In 1958, ter gelegenheid van het 11de CIOR-congres, had te Marche-les-Dames, de allereerste intergeallieerde militaire competitie voor reserveofficieren plaats. RO’s van België, Frankrijk, Luxemburg en Nederland namen eraan deel. Toen werd er nog individueel deelgenomen. Pas in 1961 werden de deelnemers in ploegen verdeeld.

 

En op 12 en 13 september 1959 vond te Vielsalm, de eerste Nationale Militaire Competitie voor Reserveofficieren plaats. Dertig ploegen namen eraan deel. Volgende proeven moesten afgelegd worden: schieten, granaatwerpen, nachtdropping, oversteken van een rivier, jeep, bewapening, transmissie (“overseining”), kaartlezen en oriëntatie, tactiek, techniek, cross-country en hindernissenbaan.

 

De gebeurtenissen van 1960 in onze toenmalige kolonie, Kongo, vergden opnieuw de inzet van tientallen RO’s.

 

In 1961 telde het reservekader 26.346 officieren, onder wie ongeveer 20.000 luitenanten en onderluitenanten.

 

Op 25 mei 1972 hield de Minister van Landsverdediging, Dhr Paul VAN DEN BOEYNANTS, een belangrijke redevoering in de Senaat. Daarin maakte hij een onderzoek bekend naar de mogelijkheden om de militaire verplichtingen van de reserve te verminderen. Het plan van de minister kwam neer op het terugbrengen van het aantal RO’s van 38.000 op 13.000. De NAVRO verzette zich op kordate wijze tegen dit plan, betwijfelde de besparingen die het met zich mee moest brengen en beschouwde het plan als de afbraak van het leger van de Natie.

 

Iedere RO kreeg algauw een brief van de Minister waarin hem gevraagd werd of hij, als RO, al of niet “in actieve dienst” wenste te blijven. Elke RO die niet affirmatief zou antwoorden of die zou vergeten te antwoorden zou als ontslagnemend beschouwd worden. Hij zou ere officier worden en zou, als beloning, zijn laatste graad mogen behouden.

 

In november 1972 werd ook de GDCR ontbonden. De Staven van de Machten namen voortaan de taak over van deze Directie. Voor NAVRO en voor de kringen was het verlies enorm.

 

Op 11 september 1973 kondigde Minister VAN DEN BOEYNANTS aan dat de dienstplicht voor de miliciens zou gebracht worden tot zes maanden. Volgens dit plan diende de kandidaat RO een dienstperiode te volbrengen van elf maanden, maar men zag snel in dat dit niet haalbaar was.

 

In het najaar van 1980, gezien de vermindering van de effectieven van het actief leger, werkte de Staf een nieuw plan uit. Gezien de actieve eenheden aan de NAVO toebedeeld werden, moest men de reserve reorganiseren indien men het nationaal grondgebied en de inwoners ervan wilde verdedigen. Zo ontstond het idee van de Militaire Verdediging van het Grondgebied (MVG). Iedere Provincie zou een regiment krijgen, bestaande uitsluitend uit reservisten van alle graden en behorend tot alle Wapens en Diensten. Dat regiment was hoofdzakelijk belast met de bescherming en de verdediging van verkeerswegen, militaire installaties alsook essentiële burgeropslagplaatsen.

 

Hiermede kreeg de Reserve een groter belang. Een eerste stap gezet werd reeds gezet toen beslist werd dat de RO’s belast zouden zijn met de verantwoordelijkheid en de leiding van de schietoefeningen (met scherp).

 

Op 4 februari 1981 had een nationaal symposium plaats, in het Koninklijk Legermuseum te Brussel. Het was geplaatst in het teken van 150 jaar België en van 45 jaar NVRO. Koning Boudewijn woonde deze vergadering bij.De toespraak van de Minister van Landsverdediging, Dhr Frank SWAELEN, was alles behalve geruststellend: stijgende werkloosheid, stijgend tekort op onze begroting.

 

Op militair vlak, zou aan bepaalde behoeften niet meer kunnen voldaan worden. Nochtans moesten onze Strijdkrachten paraat blijven om zo spoedig mogelijk tussen te komen. Hierdoor was het noodzakelijk dat de RO zijn vorming zou verder zetten alsook zijn vervolmaking, en moest hij de vaardigheden van een chef bekomen. Hij was inderdaad belast met de verantwoordelijkheid over de MVG en moest tevens de bevolking inlichten en geruststellen.

 

Maar reeds in 1981, en nogmaals in 1982, uitten de Voorzitters van NVRO hun bezorgdheid uit m.b.t. het tekort aan kandidaten RO. Sedert 1966 verminderde het aantal van deze kandidaten ieder jaar ...

 

Het jaar 1985 was zonder twijfel een belangrijke mijlpaal in het bestaan van de NVRO. Inderdaad, vijftig jaar geleden werd haar oprichtingsakte ondertekend door de Minister van Landsverdediging. En in 1985 verwierf ze het erkenningsbrevet, dat haar toelaat de titel van Koninklijke Vereniging te dragen. Ze werd dus de “Koninklijke Vereniging van de Reserveofficieren van België” (KNVRO). Om dit te vieren, vond een grote bijeenkomst plaats van alle RO van alle Machten. Ze waren vijfduizend in 1935, vijftienhonderd in 1958. Nu waren ze met duizend op de Grote Markt van, Brussel. Grootse plechtigheid voorgezeten door Koning Boudewijn. De Vorst schouwde de troepen vooraleer het woord te nemen.

 

En in 1995, werd opnieuw een grote ceremonie georganiseerd op de Grote Markt van Brussel ter gelegenheid van de 60ste verjaardag van KNVRO. Koning Albert II was aanwezig, en een 700 RO’s namen eraan deel (in de gietende regen).

 

Maar wat is er gebeurd voor de Reservisten tijdens de laatste 10, 15, 20 jaar? Het is steeds moeilijk “hedendaagse geschiedenis” te schrijven. Daarom beperken we ons, voor wat betreft de laatste 20 jaar, tot het opsommen van enkele belangrijke punten.

 

Het einde van de Koude Oorlog, de val van Berlijnse Muur, hadden zware gevolgen voor de rol en de structuur van de krijgsmachten. In vele landen werd besloten over te gaan tot een beroepsleger. België besloot de legerdienst op te schorten. En in België werd tevens beslist ons leger grondig te herstructureren. Men stelde het “strategisch plan 2000-2015” op. In de oude structuur van ons leger hing “De Reserve” af van JSO, t.t.z. de Divisie Operaties. In de nieuwe structuur hing ze af van DG HR (Human Resources). Men richtte een speciale divisie op genaamd “DNR” (Nationale Directie van de Reserve).

 

Het Koninklijk besluit van 23 november 1999 hield de aanpassing van het geldelijk statuut van de Reserve in, en de Wet van 16 mei 2001 legde het nieuwe administratief statuut van de Reserve vast. Eens de uitvoeringsbesluiten uitgevaardigd (en dat duurde een tijdje), stond de Reservist op zelfde voet als de actieve militair. Al snel bleek dat er toch nog enkele verschillen waren.

 

Tengevolge de opschorting van de legerdienst, komen er geen nieuwe RO’s meer bij. Dit had tot gevolg dat de gemiddelde leeftijd van de RO’s van jaar tot jaar toenam. Men had een werving van ca. 300 nieuwe reservisten per jaar gepland, maar de start scheen trager te verlopen dan verwacht. Aan de andere kant werd van jaar tot jaar de plaatsen beschikbaar voor Reservisten verminderd en werd het aantal Reservisten ook ingekrompen. De laatste cijfers spreken van 6.000 Reservisten, waarvan 3.000 getrainde (1500 officieren, 1000 onderofficieren en 500 korporaal/soldaten), en 3.000 niet getrainde. Men is niet zeker dat men deze cijfers zal kunnen halen.

 

We zouden hier graag vermelden dat op 20 april 1999, het Militair Comité van de NAVO een nieuw document goedkeurde dat betrekking had tot de politiek van de NAVO op gebied van de Reserve (de “MC.441”). We vinden er enkele interessante zinnen:

2. At a time of continuing profound change to the security environment of the North Atlantic Alliance, the spectrum of missions which NATO faces is more wide-ranging and challenging than ever. Within this spectrum, the use of Reserves by some Alliance members is considered as a serious option for many missions. Other Alliance members are already making extensive use of reserve personnel and units to support NATO missions. Therefore, the overall readiness of the Alliance is derived not only from the readiness of the active forces, but also from the availability and readiness of their Reserves. The availability of Reserves, whether for NATO missions or for their periodic training, depends heavily upon national policy, legislation and societal factors such as the encouragement and assistance of the family, the community and the employer whose support and assistance are vital.

9. As both military personnel and responsible members of their community, Reservists are one of NATO’s valuable resources. In addition to their military experience, Reservists can add value by virtue of their civilian expertise and the close relationships that they help NATO nations to establish between the military and the civilian communities. Many Reservists have useful specialised skills such as, but not limited to, medicine, engineering, logistics, law, expertise in foreign languages, public relations and information management systems. At the same time, military service returns substantial benefits to the Reservist and the employer. The latter benefits from the considerable leadership, educational and training programmes provides to the Reservist while on duty, all of which are directly transferable to their civilian environment.

23. The Reservists’ important mix of military and civilian skills is not only of substantial benefit to the Alliance in supporting NATO missions and in particular Humanitarian and Peace Support Operations but also to the Reservist and his employer.

24. NATO Reserves have been, and will continue to be, an important element of the Alliance. They provide NATO with a significant military capability and a useful interface to civilian society. With the increased role of these citizen-soldiers, NATO Reserve forces policy can enhance NATO mission accomplishment. This policy encourages improvements in Reserve training, provides opportunities to participate in peacetime operations and promotes employer support programmes while fully recognising national responsibilities in these areas.

 

We noteren dat ons leger vaker Reservisten zal “gebruiken” in functie van hun burgervaardigheden. We zijn er vast van overtuigd dat dit een goed idee is.

 

Nochtans zullen er nog een aantal praktische problemen moeten geregeld worden.Het wordt voor de Reservist steeds moeilijker om door zijn “baas” te doen aanvaarden dat hij een wederoproeping moet uitvoeren, daar deze baas ervan overtuigd is dat, gezien de legerdienst “afgeschaft” werd, er ook geen Reservisten meer zijn. Daarenboven is het niet evident voor een Eenheid een Reservist op te roepen in functie van zijn capaciteiten, als deze Eenheid hem slechts 7 dagen per jaar mag oproepen. En deze Reservist moet dan wel nog op de slagorde staan. Maar wat ingeval men een Reservist zou nodig hebben om een plots en onvoorzien probleem op te lossen?Er zijn ook veel Eenheden die niet juist inschatten welke nuttige hulp een Reservist hen kan brengen. Vergeten we niet dat de meeste Eenheidscommandanten, en hun personeel nooit te maken gehad hebben met miliciens, en dus met KRO’s en KROO’s, en ze dus niet kennen!

 

Hoe dan ook, we moeten er blijven in geloven. We hebben in de historiek hierboven gezien dat het leger iets levends is. Men neemt soms beslissingen, die nadien onaangepast of onvolledig blijken te zijn. Men zal ze veranderen. Dat hangt natuurlijk ook af van de “chefs”. We zijn ervan overtuigd dat onze militaire chefs (en de échelons eronder) bereid zijn sommige regels aan te passen (en ze hebben het trouwens reeds gedaan en doen het nog vandaag).

 

Door de jaren heen heeft de Reserve haar waarde, toewijding en inzetbereidheid bewezen. Ze blijft het onvervangbaar hechte bindteken tussen het Leger en de Natie, waarvan ze de emanatie is en moet blijven.De Reservist heeft nog een belangrijke rol te spelen in ons Leger, en zij weet het. Maar deze rol is niet meer dezelfde als bij het in leven roepen van de RO, of bij de stichting van NAVRO! We moeten ons aanpassen. We moeten beschikbaar blijven! Jongens: volhouden is de boodschap!

 

Sedert een tiental jaren, stellen we twee belangrijke wijzigingen in de organisatie van onze Groeperingen. Eerst en vooral hebben verschillende Groeperingen beslist zich te hergroeperen, bvb. Koninklijke Vereniging Reservisten Vlaams-Brabant (= Kringen Leuven en West-Brabant), Groepering Reservemilitairen West-Vlaanderen (= Kringen Brugge, Ieper en Westhoek). En aan de andere kanten staan een hele reeks Groeperingen voortaan open voor alle Reservisten, en dus niet enkele meer voor RO's (en sommige hebben hun naam in deze zin aangepast) : KNVRO Kempen, CRMR Prov Liège, VRO Limburg, ARMR Marine, KNVRMR (Medic), CROR Namur, KVR Vlaams-Brabant, COR Verviers, GR West-Vlaanderen. En, zoals u weet, is ook KNVRO sedert 2012 een "all ranks"-vereniging, en vertegenwoordigt ze dus alle Reservemilitairen.We vonden het nuttig enkel bladzijden te besteden aan onze Groeperingen die dit jaar een bijzondere verjaardag vierden.

 

Bronnen : De Reserveofficier (oktober 1961), Rapport van het nationaal symposium NVRO (1981), VOX 1981 / 6, VOX 1985 / 37, ARES nr 47 (1985), tekst opgemaakt door Ere Cdt René HARDY (2005) en herwerkt door LtKol v/h Vlw (R) Jean PLASSCHAERT (2015?)